De Koffiedirectie
Net als elke willekeurige organisatie is ook een leerinstituut een holistisch fenomeen.´´ Concreet komt dat erop neer dat de optelsom van een didactisch ingericht pand, een doortastende directeur, 50 doceergrage onderwijsvirtuozen en 850 gemotiveerde scholieren nog niet de aanduiding ´´´school´´ verdient. Die titel draagt namelijk, zeker in de bruisende binnenstad van Rotterdam, net iets minder utopie en net wat meer realiteit met zich mee : De aan verschillende kanten ondergewaardeerde belangenvertegenwoordiger als schoolhoofd, het voor de helft uit zij-instromers bestaande personeelsbestand, de alles behalve leergierige deelnemers, maar ook overbelaste ict –goeroes en natuurlijk het onontbeerlijke onderwijs-ondersteunend-personeel . Dit alles bij elkaar vormt een organisme en het beest krijgt pas een ziel door de informele communicatie die zich dwars door alle lagen en formaliteiten heen wurmt. Zo kunnen een paar stevige roddelseances in een versleten docentenkamer meer educatieve diepgang en dynamiek teweeg brengen dan de wekelijkse bestuursvergaderingen van de hoogste pieten. Negen jaar lang ben ik hier kroongetuige van geweest.
Voor beleidsnota´s, leerlingen statuten, sollicitatieprocedures e.d moest je natuurlijk bij de grote bazen zijn, maar bij ons op school kon je als leerkracht pas een blijvertje worden als je slaagde voor de niet-formele keuringsdienst van de ‘’ koffiedirectie’’. Deze bijzondere formatie bestond uit twee, zich in welgestelde kringen verkerende, dames. R had ooit, heel lang geleden, een leuke baan gehad bij de Bijenkorf en M was (en is ) praktisch van alle markten thuis: van unieke bloemstukken maken tot en met het zingen tijdens de wekelijkse kerkdiensten. Een kwart eeuw geleden tekenden ze echter allebei voor het beroep ‘’koffiedame’’.
Ondanks de intelligentie in hun bovenkamer en de riante bedragen op de bankrekeningen (allebei onder de vleugels van een trouwe vent met een voortreffelijk salaris), waren ze iedere ochtend dressed-to-impress te vinden achter de koffiedesk in lerarenkamer. De een deftig in de weer met de waterkoker en de ander met nog net geen gouden meetlat in haar handen om de afstand tussen de met precisie verspreide schotels en koppen te meten. R keurig gekleed in een donkerblauw, onberispelijk gestreken mantelpak met bijpassende schoenen en M stralend in haar nette, vrolijk gekleurde driekwart rok en sprekende blauwe kijkers. Beide gezichten duidelijk geaccentueerd met kwaliteitsmerken.
Voor het geld en de status hoefden ze dit werk niet te doen. Nee, daar hadden ze een andere, een veel sexyer drijfveer voor: de gezelligheid waarvan zij de gradatie bepaalden en de loodzware stempel die zij konden drukken op het functioneren van een hele hoop collega’s zonder dat ze daarvoor een bijna ondraaglijke schaal 14 positie hoefden te bekleden. Geen verantwoordelijkheden, geen bevoegdheden, maar wel de ongeschreven macht. Lichtelijk leunend op de steun van een paar vlijmscherpe eerstegraads docenten waar ze al zo een 20 jaar een hechte band mee hadden, werd door hen aan de koffietafel beslist wie er nou wel goed z’n werk deed, en welke verdwaalde avonturist totaal niet geschikt was voor het onderwijs.
Ik had ze gelukkig mee, want ondanks mijn jonge leeftijd kickte ik ook wel op de old-school-methods van lesgeven: mondjes dicht, leren en presteren. Bovendien klikte het ook op andere fronten. Zo kon ik urenlang redetwisten met M over geloofsbelijdenis en vond ik het heerlijk om samen met R eens af te geven op die onbeschofte stinkvent voor maatschappijleer die echt nodig naar de kapper moest.
Had je nou pech en vonden de meiden voor de leut je niet ok, had je een levensgroot probleem…..wel twee. Je kon dan aan de hand van je diploma’s best aangenomen worden door een direct-leidinggevende, maar erkend als volwaardig lid werd je niet. Een (non)verbale afslachting was het enige waar je op kon rekenen…al was het alleen al met blikken. Het was wonderbaarlijk hoe die twee heerlijke meiden met hun welgetrainde argusogen een vrijgevochten docente met 12 middle-size piercings in haar rechter wenkbrauw en een volle bos lichtblauwe haren op haar hoofd, binnen drie seconden morsdood konden kijken. Met hun goed gevormde wipneusjes zo een dertig graden in de lucht leken ze soms net twee aristocratische zusjes op een achttiende-eeuws schilderdoekje.
Nu jaren later kijk ik met een welgemeende glimlach terug naar de tijd die ik met hen had. Ik kon er met van alles terecht en wist dat ze soms, als ik ze echt boos had gekregen, ook wel eens een wanklankje over mij loslieten. Maar dat was geen ramp. Want de volgende dag kreeg ik gewoon weer thee zonder dat ik daarom vroeg, werd er zonder enige vorm van ‘’gemaakte interesse’’ nog eens keer gevraagd hoe ver ik nou met mijn opleiding was en móest ik nu onderhand wel eens een keer afstuderen en zeiden ze zonder enige twijfel in hun stem ‘’meid, je hebt het hier gered en dus lukt het je overal’’. De invloed van die paar woorden zijn me altijd bijgebleven en hebben altijd effect gehad op hoe ik in het leven sta..
‘’Lieve dames, jullie hadden niet de meest ingewikkelde job ter wereld, maar wel de absolute gave om de, meestal hooggestudeerde, mensen om jullie heen óf een niet-wankelbare plek binnen het werkterrein te geven óf te verbannen . Ik weet niet of ik zelf zou kiezen voor een dermate afgebakend zwart/wit systeem, maar heb recpect voor hoe jullie je vanuit een positie van achter de koffiekannen hebben weten te profileren als een niet-aangesteld management team. Het ga jullie goed..’’